Pages - Pagina's

31 Mar 2011

From Hermit island to Kavieng, New Ireland (PNG)
Fri 26/3/2011 till wed 31/03/2011
The distance between Hermit island and Kavieng is "only" 370 nautical miles (when compared to the previous two 800 mile stretches) and it should normally take us 4 to 4.5 days max. From the dates above it shows that the circumstances were not normal. It took us 5.5 days to reach our destination.
The start of our trip is OK. A hardly discernible northerly wind is blowing and as we are motoring east, it does not hinder us. It does not help us either as it is about force 1 (flat calm sea). At sunset on the first day we pass by three trawlers (korean?, taiwanese?, definitely not papuan) with gigantic nets. Small light ships mark the boundary of the nets, they carry an array of lights. We are glad we pass them while there is still some daylight left. In the dark, we would be puzzled to make any sense of these lights. These trawlers must have excellent fish detection equipment on board and they are not here by accident: we catch immediately a 3 kg tuna ourselves. This turns out to be the last fish we catch in PNG waters. Even here, the open sea has been emptied of most of the fish.
In the evening the wind increases and we hoist and unfurl the sails, but it does not increase the speed much. A very quiet night, the boat rocks lightly on the swell. After sunrise the wind disappears completely and the sea becomes oily smooth. We observe a school of yellowtail fish swimming alongside the boat for a while.
At Manus island we have the choice to pass it on the north or the south side. We opt for the north side, because there are less shallows there and one of the yachts we met in Hermit had the current against them. An indication that we will have the current with us on the north side! Not at all: the current must have turned 180° and we have it on the nose. The wind veers to the east and our speed decreases further.
We reach the last of the islands of the Manus group and turn 20 degrees to the right, following a more southerly heading. Within a few miles the adverse current increases, de wind increases and is right on the nose again and soon the dreaded "stop" waves start to appear. Add more rain showers to the mix and our quiet trip changes into a rough one. It is difficult to steer our desired heading, because we need to keep the sails full to make any speed at all. From time to time we even resort to manual steering, because our automatic steering cannot handle the confused seas.
During the night we get a real fright, when we hit something with a loud thud: is it a tree trunk?, a buoy?, a fish aggregation device? We will never know, because it is a dark night en even with the search light we do not spot anything floating. We did not sustain any damage from it, except the shock to our hearts.
For more than 24 hours our speed over ground hardly exceeds two knots and often it is closer to 1.5 knots. We are crawling and not even in the right direction either. Just as we are doubting whether we will ever reach Kavieng, the wind veers to north east, de current eases and our speed increases to almost three knots. Showers get more frequent and heavier, but without much wind and we don't care, because finally we are going in the right direction again.
Our planning (silly to plan on a small sail boat with a small engine) goes out the window. The final 20 miles to Kavieng you have to wind your way through a multitude of reefs and islands (no buoys), it can only be done safely in the daytime with good visibility. When we arrive at sunset in the lee of New Hannover island, the wind and showers disappear completely, there is no swell nor hardly any current. Perfect for a night of floating around. We down the sails, stop the engine and enjoy the silence!
The next day is a beautiful sunny day without any wind. We have all day to motor to Kavieng, where we anchor near Nusa island surrounded by reefs, opposite the township.
Van Hermit eiland naar Kavieng, New Ireland (PNG)
Vr 26/3/2011 tot wo 31/03/2011
De afstand van Hermit naar Kavieng is "slechts" 370 nautiese mijlen (slechts, in vergelijking met de twee maal ruim 800 mijlen van de vorige etappes) en dat zou ons onder normale omstandigheden niet meer als 4 tot 4,5 dag moeten kosten. Uit bovenstaand begin en eind datum blijkt wel dat de omstandigheden niet normaal waren. Het kost ons 5,5 dag om op de plaats van bestemming te komen.
De tocht begint niet slecht. Er waait een bijna onmerkbare noordelijke wind en aangezien we naar het oosten motoren hebben we daar geen last van. Ook geen voordeel aangezien de windkracht ongeveer 1 is (rimpelloze zee). Bij zonsondergang op de eerste dag varen we langs een drietal trawlers (koreaans?, taiwanees?, wie het weet mag het zeggen, in ieder geval niet papoeaas) met gigantiese netten. De netten zijn afgebakend met speciale lichtbootjes (met heel veel en onbegrijpelijke lampen) en we zijn blij dat we eraan voorbij varen in het laatste daglicht. Kom je dit tegen in het donker dan begrijp je er niets van. De trawlers hebben wel goeie visopspoorapparatuur aan boord en ze zijn niet toevallig in dit gebied: we slaan meteen een tonijntje van 3 kilo aan de haak. Uiteindelijk zal blijken dat dit ook de laatste vis is die we vangen in PNG wateren. Ook hier lijkt de open zee behoorlijk leeggevist.
's Avonds neemt de wind iets toe en we zetten de zeilen bij, maar veel maakt het niet uit. Een zeer rustige nacht met alleen een lichte deining die de boot traag doet schommelen. 's Ochtends valt de wind weer kompleet weg en wordt de zee olieachtig glad en doorzichtig. Een schooltje kleinere geelstaart vissen zwemmen een tijdje met de boot mee.
Bij Manus eiland hebben we de keus om er noordelijk of zuidelijk langs te gaan. We doen de noordelijke route omdat die minder ondieptes kent en omdat één van de boten, die we op Hermit ontmoette, op weg naar Hermit stroom tegen had gehad. Dat zou voor ons stroom mee betekenen! Vergeet het maar: de stroom 180° gedraaid en wij hebben hem tegen. De wind begint om te lopen naar het oosten en onze snelheid neemt nog verder af.
We bereiken het laatste oostelijke eiland van de Manus groep en slaan "rechtsaf" (varen een 20 graden zuidelijker koers). Binnen een paar mijl neemt de tegenstroom sterk toe, komt de wind met meer kracht rechter op kop en beginnen de gevreesde "stopgolven" zich te vormen. Dit gekombineerd met steeds buiiger weer, betekent dat de rustige tocht ineens flink onrustig aan het worden is. Koers houden wordt allengs moeilijker, want we moeten druk in de zeilen houden om nog wat vaart over te houden. Van tijd tot tijd dient er zelfs met de hand gestuurd te worden, omdat de elektriese stuurautomaat de verwarde zeeën niet aankan.
's Nachts schrikken we ons het lazarus wanneer we met een dreun tegen iets aanvaren: een boomstam?, een losgeslagen boei?, een visding?, we zullen het nooit weten, want het is stikdonker en ook met een schijnwerper kunnen we niks vinden. Uiteindelijk blijken we ook geen noemenswaardige schade te hebben. Afgezien van een hartverzakking dan.
Ruim 24 uur lang komt de snelheid over de grond nauwelijks boven de twee knopen uit en is vaak in de buurt van de 1,5 knoop te vinden. We kruipen dan ook nog niet eens in de goede richting. Juist als we beginnen te denken dat we op deze manier nooit ons doel zullen bereiken, draait de wind naar noordoost, neemt de stroming af en onze snelheid toe naar bijna 3 knopen. De buien worden heftiger en langer, maar veel wind zit er niet meer in en het kan ons eigenlijk ook niet deren, want we liggen weer op koers.
De planning (voor zover je die kan hebben op een zeilboot met een kleine motor) ligt geheel in duigen. De laatste 20 mijl naar Kavieng gaat tussen allerlei riffen en eilanden door (geen bebakening), dus dat kan alleen overdag met goed licht. Als bij zonsondergang we in de lei van het eiland Nieuw Hannover aankomen, blijkt de wind kompleet te verdwijnen, de stroming verwaarloosbaar te zijn, we in de buienschaduw te zitten en zelfs de deining is afwezig. We halen de zeilen naar benenden, c.q. rollen ze op, zetten de motor uit en besluiten een nachtje te gaan dobberen. Wat een rust!
De laatste dag is het weer schitterend mooi en zonnig en zonder wind. We motoren op ons gemak naar Kavieng, waar we een keurige rustige ankerplek vinden bij Nusa eiland, schuin tegenover het plaatsje van een paar straten.

26 Mar 2011

Hermit island
8-26 March 2011  
Unlike its pancake flat neighbour Ninigo, Hermit island consists of two hills joined by a wide sand spit. The whole village is located on the sand spit and the gardens on the hill sides.
Hermit eiland
8-26 maart 2011
In tegenstelling tot het platte Ninigo bestaat Hermit eiland uit twee heuvels verbonden door een zandbank. Alle huizen staan op de zandbank en de tuinen liggen op beide heuvels.
When we motored into the bay, navigating between the many reefs, we were welcomed by Ben and Ezekiel and escorted to the best spot for anchoring. Joop did not like it, too much coral. We checked other spots in the bay, but there was nothing better.
Bob was waiting for us on the beach, eager to show us the village where about 160 people live. Everything was very neat and tidy, a model village with paths lined with flowering hedges, the houses made with traditional materials and palm frond roofs. Everybody greets and waves to us. On the way we are given a drinking coconut, while Bob informs us that rising sea levels is a major worry. Luckily they have the possibility of relocating to the two hills, in contrast with the Ninigo inhabitants, who will see all their islets swallowed up by the sea.
Toen we aan kwamen varen tussen de vele riffen door binnen het buitenrif werden we verwelkomd door Ben en Ezekiel die ons de ankerplek gewezen. Joop was er niet tevreden mee, veel teveel koraal. We hebben de baai verder verkend, maar het was inderdaad de enige mogelijkheid. Bob wachtte ons op bij het strand en liet ons het hele dorp zien. Er wonen zo'n 160 mensen en het is een modeldorp: keurige paden overal, bloeiende heggetjes tussen de traditioneel gebouwde huisjes. Iedereen groet en wuift. Onderweg drinken we kokosnoot en Bob vertelt ons meteen dat de zeespiegel steiging een grote zorg is. Gelukkig kunnen ze nog hogerop gaan wonen, in tegenstelling tot de mensen in Ninigo, waar alle eilandjes helemaal onderlopen.
Hermit island has fresh water wells, an opportunity for us to do the laundry at Bob's house. In the morning we take it and leave it to soak and return in the afternoon for washing and rinsing. Except all our laundry is already drying on the washing line. Evelyn, Bob's wife, has done it for us. We happily give her cloth for a new dress. For small fish hooks we are given food, such as papaya, pineapples, coconuts and even cray fish, a type of lobster.
Dit eiland heeft zoet waterbronnen, dus we kunnen ook de was doen bij Evelyn, de vrouw van Bob. We zetten alles in de week en als we 's middags terugkomen voor het echte wassen en spoelen, hangt de hele was al aan de lijn. Wij blij en we maken haar blij met een lap voor een jurk. Voor vishaken brengt men ons van alles, papaja, bananen, kokosnoten en zelfs langoesten (een soort kreeft) en vis.
They are 7 day Adventists, who observe the Sabbath on Saturday and do not eat lobster (any more). On Friday the men are busy catching fish and the women with food preparation, because no work is done on Saturday, not even cooking.
They earn some money here with catching live fish. They are kept alive in a fish farm, until the boat comes to transport them in tanks to Manus island. From there by airplane to Hong Kong and Japan, where people will pay a premium for live fish. Ezekiel and his mate bring us daily a live fish for our raw fish salad. Delicious! Chinese businessmen had started the live fish business in Papua New Guinea. The islanders had to buy from them the small boats with holding tank for the fish plus the outboard motor and fuel. After a while the Chinese stopped paying the agreed price for the fish, so the islanders stopped fishing and the live fish trade stopped. Recently an Australian guy has started the project again and we hope that he is trustworthy.
Two other yachts join us in the bay, Ilo from France and Que Pasa from South Africa. These are the first two yachts we see since we left Malaysia six weeks ago. We ask them about their experiences in PNG and the Solomons and tell our story about Helen reef and our trip from Malaysia.
Bob organises a BBQ on Sunday in the Manta Ray Pass. We motor there, after divers have extricated our anchor chains from the coral. The weather is unsettled and rain storms hit us on the way and reduce visibility to nil. Only when the rain diminishes can we continue to our destination, where we anchor in sand. A smorgasbord of food is prepared for all of us and our contribution is a rice with beans pot and dates.
Men eet zelf geen langoesten meer, hun geloof (7e dags adventisten) staat dat niet toe. Zaterdags is hun rustdag, waarop ze naar de kerk gaan en absoluut geen werk verrichten. Op vrijdag zijn de mannen druk bezig met vissen en de vrouwen met de maaltijd van zaterdag voorbereiden, want op zaterdag wordt er niet gekookt.
Een aantal mensen verdienen hier wat geld met de visvangst van levende vis. De vis gaat tijdelijk in een viskwekerij, tot ze per schip wordt afgevoerd. Elke paar weken komt een vissersboot, die de vissen in tanks vervoerd naar Manus eiland, zo'n 150 zeemijl verderop, vanwaar ze per vliegtuig naar plaatsen als Hongkong en Japan gaan, waar men een kapitaal over heeft voor levende vis. Oorspronkelijk hadden Chinezen de levende visonderneming opgezet op meerdere eilanden in Papua Nieuw Guinea. De eilanders moesten van de Chinezen speciale bootjes kopen met ingebouwde vistanks en ook een buitenboordmotor en benzine. Na korte tijd flesten de Chinezen de boel, door niet de afgesproken prijs te betalen voor de vis, waarna alle eilanders stopten met het vissen. Kort geleden heeft een Australiër de levende visvangst weer opnieuw opgezet en we hopen dat hij wel te vertrouwen is. Wij worden door Ezekiel en zijn maat dagelijks van springlevende vis voorzien, elke dag rauwe vissalade, heerlijk.
Er komen twee jachten bij in de baai, Ilo uit Frankrijk en Que Pasa uit Zuid Afrika. De eerste twee boten die we tegenkomen sinds ons vertrek uit Maleisië, 6 weken geleden. Wij horen ze uit over PNG en de Solomon eilanden en vertellen hun over onze tocht en over Helen reef.
Bob organiseert een barbeque op zondag in de Manta Rog pas. We varen erheen, nadat duikers onze ankerkettingen uit het koraal bevrijd hebben. Het weer is helaas onbestendig en zware regenbuien barsten los, die ons het zicht benemen. Pas als de buien overgedreven zijn zetten we weer koers naar onze bestemming en ankeren op zand.
Er wordt een waar smorgasbord aan eten gekookt en gebakken, onze bijdrage is een rijst met bonenpot en dadels.
All the date kernels are collected to be planted later. They want to grow their own date palms. Enough sand and sun for these palms, perhaps too much rain, we hope these palms will grow here.
After the BBQ lunch we go snorkelling with Bob as our guide and hope to spot a Manta ray. No luck on Sunday, but on Monday Joop finds one after a long search. The manta rays are very large but not dangerous. There is a "cleaning station", a spot where small fish wait for the manta ray and cleans them. The ray slowly swims small circles on this spot, while we hang around above the ray to observe it.
Alle dadelpitten worden verzameld, want men gaat proberen ze op te kweken tot dadelpalmen. Er is voldoende zand en zon, misschien teveel regen, maar wie weet willen ze tocht wel groeien.
Na de lunch snorkelen we met Bob als gids en hopen we een Manta rog te zien. Geen geluk op zondag, maar op maandag ziet Joop er een na flink zoeken. Dit zijn ongevaarlijke roggen, maar wel imposant groot. Er is in de pas een plek waar kleine vissen ze opwachten om ze schoon te maken. De rog zelf zwemt er heel langzaam rondjes en wij hangen er boven rond om naar de rog te kijken.
We sail back to the main bay and pick up the only available mooring this time. A much better idea than wrapping our chain around the coral heads. The next couple days we don't sleep well, because of strong winds blowing. Rain and easterly wind, not good weather for leaving. Que Pasa leaves, the strong easterly wind is no deterrent for them as they are going north.
We varen weer terug naar de hoofdbaai en pikken de enige aanwezige ankerboei op, een veel beter idee dan de ketting om allerlei koraal te draaien. We slapen slecht, omdat het heel hard waait. Een paar dagen lang blijft het waaien en regenen, geen goed weer om te vertrekken. Que Pasa vertrekt wel, de harde oostenwind is voor hun geen belemmering, ze varen naar het noorden.
We wait and spend our days with small repairs, walks, chats and trying to solve the odd technical problem in the village. We rebuild a 64 led lamp for Bob, so it can be used with a 12 Volt car battery instead of batteries (there are a few 12 Volt batteries, charged by solar panels on the island). We open it up and find a whole family of cockroaches inside, horrible animals to have on board.
Luckily the people here can use almost anything in exchange for fresh produce. In the end we have to ration the small fish hooks and we run completely out of sugar. We fall in love with the delicious pineapples they grow here. When that gets known, we are inundated with pineapples. At one point we have six ripe ones on board and have to eat more than one pineapple a day to keep up with the supply. Delicious!
Finally the weather improves, the wind diminishes and turns north east. We leave Hermit through the east pass, head for Kavieng, the main town of New Ireland island in PNG.
Wij wachten en brengen de dagen door met reparaties, wandelingen, praatjes en proberen wat techniese problemen op te lossen in het dorp. Voor Bob bouwen we een 64 led lamp om van batterijen naar 12 Volt auto accu (er zijn er een paar, gevoed door zonnecellen). We schroeven het ding open en er komt een hele familie kakkerlakken uit de lamp zetten, de laatste beesten die we aan boord willen hebben.
Gelukkig kan men van alles gebruiken op Hermit eiland in ruil voor verse waar. Op het eind moeten we de kleine vishaken rantsoeneren en de suiker gaat helemaal op. We worden helemaal verliefd op de overheerlijke ananassen van Hermit en dat raakt bekend, met als resultaat dat we op een gegeven moment zes van die vruchten aan boord hebben en we "verplicht" zijn om meer als een ananas per dag te konsumeren. Heerlijk!
Eindelijk klaart het weer op, de wind verminderd en wordt noordoost, dus we varen door de oostpas op weg naar Kavieng, de hoofdplaats van New Ireland in Papua Nieuw Guinea.

14 Mar 2011

Tawau to Helen Reef

On Friday 28 January we raised the anchor and started on the long sail (2200 nautical miles or about 4000 km) to Kavieng. This time we decided to avoid the south east cape of Mindenao, where we had to abort the same trip a year ago. We planned to sail due east through the Sulawesi sea, not recommended as the prevailing winds are east north east, but a tropical low over Mindenao produces westerly winds for a number of days, according to the weather forecast, so we attempted this direct route. The first two days there are no westerly winds, but then the weather deteriorates (showers, rain and wind, typical for a depression), the wind veers to the west and we start to accelerate. We are happily surprised when the wind keeps blowing from westerly directions (a bit more from the south now) and we sail from the Sulawesi sea into the Malacca sea and past a part of the north cape of the island of New Guinea. We are accompanied by heavy showers, usually only lasting an hour, while the strong winds (+30 knots) are only 15 minutes or so, too short to produce serious waves. The strong wind is always followed by heavy rain, but usually it is wind or rain, not both at the same time. That is equator sailing weather. In one of the showers, when the Vaarwel speeds up to 7 knots Hanneke catches a mahi mahi or gold mackerel. We enjoy raw fish salad and plenty of fried fish that day.
150 miles from our first stop, Helen reef in Palau, the wind changes to easterlies, while the current also reverses. We crawl past Tobi island at sunrise with another 40 miles to go and we doubt if we will be able to reach Helen reef before sunset. Just then the wind direction improves slightly, the adverse current diminishes somewhat and we are able to motor straight to the Helen reef pass. We are just in time to enter the pass, but cannot continue to Helen island, another 7 miles, so we anchor in the pass at a depth of 15 meters. We hope it is sand, but the scraping sounds made by the chain suggests coral as well.
The next day the whole population of Helen island comes out to guide us further (David, Max, Jamos and Mathilda) and after a bit more nerve wrecking adventure (in between the reefs with very little manoeuvring space the engine stops due to a dirty diesel filter, which Joop replaces, while the welcome committee drags us along in the right direction). We arrive at a safe and comfortable anchorage just south of Helen island in the northern part of the lagoon. We have completed the first 880 nautical miles in about 9 days, a good average for the Vaarwel.
Tawau naar Helen Reef

Op vrijdag 28 januari takelen we het anker aan boord en beginnen we aan de lange zeiltocht (2200 zeemijlen, ongeveer 4000 km). Dit keer zijn we van plan om de zuidoost kaap van Mindenao, waar we vorig jaar teruggeslagen waren, zover mogelijk links te laten liggen. We willen de Sulawesi zee rechtstreeks dwars oversteken. Normaal is dat met de heersende winden (oostnoordoost) niet aan te raden, maar er trekt een tropies laag over Mindenao en dat geeft een aantal dagen lang westenwinden volgens de voorspellingen. De eerste twee volle dagen op zee lijkt het er niet op, maar dan knapt het weer af (buien, regen en toenemende wind, typies een depressie) en gaat de wind inderdaad uit westelijke richting waaien en beginnen we op te schieten. Tot onze verbazing blijft de westenwind waaien (loopt een beetje naar het zuiden) en we zeilen de Sulawesi zee uit, door de Molukken zee en een flink stuk langs de noordkaap van Nieuw Guinea. Wel worden we regelmatig met stevige buien om de oren geslagen, maar over het algemeen duren die niet langer als een uur en het windgedeelte, alhoewel soms knap heftig (30+ knopen wind), duurt hooguit een kwartier en dat is te kort voor de opbouw van golven van betekenis. De wind wordt steevast gevolgd door een massa regen, maar de twee gaan zelden samen. Dus: of wind of regen, maar niet tegelijkertijd. Dat is evenaar zeilen. In een van de buien vangt Hanneke een mahi-mahi (goudmakreel), onze snelheid was even 7 knopen en dus genieten we van rauwe vissalade en veel gebakken vis.
150 mijl voor we bij Helen reef (Palau) zijn, draait de wind naar het oosten en veranderd meestroom in tegenstroom. We kruipen langs Tobi eiland bij zonsopkomst met nog 40 mijl te gaan en betwijfelen of we Helen reef halen voor het einde van de dag. Maar dan wordt de wind iets minder ongunstig, de tegenstroom verminderd en we moteren direkt op ons doel af: de pas van Helen Reef. We zijn op tijd om met voldoende licht de pas binnen te varen, maar te laat om meteen dor te gaan naar Helen eiland. We ankeren in de pas op een diepte van 15 meter en hopelijk op zand, maar zo te horen ook met koraal in de buurt (de ketting maakt schurende geluiden).
De volgende dag komt de hele bevolking van Helen eiland ons ophalen (David, Max, Jamos en Mathilda) en na nog wat spanning en sensatie (midden tussen de riffen en met weinig ruimte valt de motor uit vanwege een vervuild dieselfilter, dat Joop ter plekke moet vervangen, terwijl het ontvangstkomitee ons in de goede richting sleept), vinden we een veilige en redelijk komfortabele ankerplek vlak ten zuiden van Helen eiland in het noordelijk gedeelte van de lagune van het atol. We hebben dan 880 zeemijlen afgelegd sinds Tawau in pak-um-beet 9 dagen. Een goed gemiddelde voor de Vaarwel.
Following are two pictures from underway: Hanneke's mahi-mahi and Joop who is transferring diesel fom a jerrycan to the main tank (smelly, but important task).
Hier zijn nog twee foto's van onderweg: Hanneke's goudmakreel en Joop die diesel overheveld een jerrycan naar de hoofdtank (vies, maar belangrijk karwei).

8 Mar 2011

Ninigo Atoll 
1-7 March
Our electronic chart of Ninigo atoll is not very detailed or better said very not detailed. The position of the islands and the pass into the lagoon does not match reality. But visibility is good and we can easily see the reefs and the pass, so who needs electronic assistance? We sail into the lagoon of the atoll, in between the breakers of the swell, while on the screen of the spare navigation computer we cross a reef and an island instead of the pass (the chart is that much off).
Ninigo atol 
1-7 maart
Onze elektroniese kaart van Ninigo atol is niet erg gedetailleerd of beter gezegd erg niet gedetailleerd. De positie van de eilanden en van de pas naar de lagune kloppen van geen kanten met de werkelijkheid. Maar het zicht is goed en we kunnen de riffen en de pas duidelijk onderscheiden en dus hebben we deze elektroniese hulpjes niet nodig. We varen keurig de lagune van het atol in, tussen de brekers van de deining door, terwijl we op het computerscherm van de reserve navigatiecomputer dwars over een rif en door een eiland varen.
We drop the anchor right around the corner behind Longan island, opposite village with the same name. The anchorage is 10 metres deep, flat with a sand bottom. An anchorage to our heart: the anchor "bites" at the first attempt and the holding is perfect.
We ankeren direkt om de hoek achter het eiland Longan en tegenover het dorpje met dezelfde naam. Het is er 10 meter diep, egale bodem dus zandgrond. Een ankerbodem naar ons hart: het anker "bijt" onmiddellijk en zit als een huis.
Within a couple of hours we are visited by Solomon and a mate of his. He is the semi-official village representative in case of foreigners arriving and has come to say hello and to tell us what to expect. They bring some fresh fruit and vegetables that we exchange for sugar and rice. These two items together with fish hooks are the "currency" with which we "pay" for fish and fresh produce. There is a surprising variety on this flat sand island in a salty environment. Bananas, papaya, watermelon, sweet potatoes, cucumber and other vegetables. We have choice again and the sweet cucumber is the best we have ever eaten. It appears that the whole population of Ninigo are enthusiastic fruit and vegetable farmers. Every family has several gardens, often on different islands.
Binnen een paar uur hebben we Solomon en een maatje op bezoek. Hij is de officiële vertegenwoordiger van het dorp indien buitenlanders arriveren en komt langs om kennis te maken en om ons wegwijs te maken. Ze hebben wat verse groente en fruit bij zich, dat we ruilen voor suiker en rijst. En dat blijkt, samen met vishaken, de "munteenheid" waarmee we "betalen" voor vis en verse waar. Voor een plat zandeiland in een zilte omgeving hebben ze een verrassende variëteit. Bananen, papaja, watermeloen, zoete aardappel, komkommer en andere groentes: we kunnen weer gevarieerd eten. De komkommer (zoet!) is de lekkerste die we ooit gegeten hebben. Het blijkt dat de bevolking van Ninigo enthousiaste tuinbouwers zijn en elke familie heeft verscheidene tuinen, vaak op verschillende eilanden.
We give Solomon and his family a taste of dried dates from the Sudan and straight away he starts collecting the stones, when we tell him that the date palm grows on a sandy soil and in a dessert. Who knows: perhaps we have introduced something new on Ninigo and in Papua New Guinea, because that is the country we are now in. Be it illegally: we won't be checking in till Kavieng and that is a long way away yet. On Ninigo (and also Hermit atoll, our next destination), nobody is bothered by this.
We start repairing the damage caused by the storm and the freak wave. The navigation computer is coached back to life (minus its screen), the rips in the spray hood are mended, we desalinate the boat inside and out and re-attach some of the reef points in the mainsail. Repairing the jib will have to wait till Hermit island, otherwise Hanneke has nothing to do over there?!
All in all, the total damage after three days and nights of storm is not really big. If this freak wave had not hit us, there would be hardly any damage at all.
We snorkel twice at the other side of Longan, on the outer reef and see a lot of coral and numerous small fish, but the larger fish are all absent.
We laten Solomon en z'n familie gedroogde dadels uit de Soedan proeven en hij begint onmiddellijk de pitten te verzamelen, nadat we hem verteld hebben dat de dadelpalm op zandgrond in de woestijn groeit. Wie weet hebben we iets nieuws geïntroduceerd op Ninigo en in Papua Nieuw Guinea, want in dat land zijn we nu, zij het illegaal, gearriveerd. Inklaren gaan we pas doen in Kavieng en dat is nog ver weg. Op Ninigo (en ook op Hermit eiland, onze volgende bestemming) doet niemand moeilijk over dat soort administratieve onzin.
Ons verblijf op Ninigo staat onvermijdelijk in het teken van de reparatie van de schade die de storm veroorzaakt heeft. De navigatiekomputer wordt weer tot leven gewekt (minus scherm), de scheuren in de buiskap genaaid, we ontzilten de Vaarwel grondiger dan we onderweg konden doen (zowel binnen als buiten) en de reeftouwtjes aan het grootzeil worden weer vastgezet. De reparatie van de fok bewaren we voor Hermit eiland, anders heeft Hanneke daar niet te doen?!
Eigenlijk valt de totale schade, gezien de duur van de storm (drie dagen en nachten), best mee. Als die golf ons niet verkeerd getroffen had zouden we er zo goed als schadevrij uitgekomen zijn.
We snorkelen twee keer aan de andere kant van Longan op het buitenrif en zien een hoop koraal en massa's kleinere vissen, maar de grote vissen schitteren door afwezigheid.
All islands on the atoll are inhabited and there are quite a few islands, some fairly big. Solomon estimates that Ninigo is home for about 800 people and 800 people can eat a lot of big fish. Especially when there are outboard motors available to catch them. Furthermore, the sharks have all but disappeared because of the trade with China in dried shark fins. A sad trade, because the remainder of the shark is thrown away. Worse, the shark is very often still alive, but without a dorsal fin the fish cannot swim and dies slowly. And all this for a traditional soup.
Up until a few years ago the atoll was regularly visited by live-aboard dive boats. This brought in money for the community, because every diver paid a fee, while the environmental impact on Ninigo was minimal. But the disappearance of the big fish and especially the sharks has stopped the dive boat visits. A potentially long term source of income has been stopped by the short term profits of the shark fin trade. And it will take a long time for the shark population to recover.
Outboards do not rule supreme on Ninigo. Most people use traditional sailing canoes for travels between the islands. Both men and women are very able sailors and the square rigged craft reach surprisingly high speeds in the light breezes. The bigger canoes even carry two masts.
Alle eilanden op Ninigo zijn bewoond en er zijn er veel en sommige behoorlijk groot. Solomon schat dat er in totaal op het atol zo'n 800 mensen leven, wonen en vis eten en 800 mensen kunnen in korte tijd korte metten maken met het bestand grote vissen. Zeker als ze de beschikking hebben over buitenboordmotoren om ze te vangen. Daar kan dan nog bij opgeteld worden het decimeren van het haaienbestand ten behoeve van de handel met China in gedroogde haaienvinnen. Een trieste handel, want de rest van de vis wordt eenvoudig weggegooid. Sterker nog, de haai leeft in veel gevallen nog, maar kan zonder rugvin niet meer zwemmen gaat dus langzaam dood. En dat alles voor een traditioneel soepie.
Tot een paar jaar geleden werd het atol aangedaan door grotere boten met duikers. Dit leverde geld op, want elke duiker betaalde een bijdragen en het duiken zelf had geen negatieve invloed op het milieu van Ninigo. Echter, het verdwijnen van de grotere vissen en met name de haaien heeft de duikbezoeken stop gezet. Een potentieel langdurige inkomstenbron is dus naar de haaien geholpen door het kortdurend gewin van de haaienvinnen oogst. En de haaien zie je voorlopig niet meer terug.
Voor het reizen tussen de verschillende eilanden wordt door de meeste Ninigoers gelukkig nog gebruik gemaakt van de traditionele zeilkano.
We meet Helen, a lively grandmother, from the other side of the atoll. She is the only one on her island, who has a sewing machine and she sews for everybody around her. Unfortunately a lack of needles, yarn and cloth has made her machine useless. Hanneke puts together a surprise package with all the missing items and Helen is ecstatic.
Zowel de mannen als de vrouwen zeilen en ze zijn daar bijzonder kundig in en de vierkant getuigde vaartuigen bereiken met weinig wind verrassend hoge snelheden. Grotere kano's worden zelfs uitgevoerd met twee masten.
We maken kennis met Helen, een struise oma van een eiland aan de andere kant van het atol. Zij blijkt, als enige op haar eiland, in het bezit te zijn van een naaimachine, waarop ze voor Jan en alleman naaiwerk kan verrichten. Helaas een gebrek aan naalden, garen en stof had haar machine werkloos gemaakt. Hanneke maakt haar o zo blij met een pretpakket waar allerlei spullen voor naaien inzitten.
On Monday 7 March, after a week on Ninigo, we say goodbye to the friendly and hospitable people of Longan, start the engine and sail the 50 nautical miles to the next atoll with Hermit island in the middle. The wind is about force zero and right on the nose, so sailing is out of the question.
Op maandag 7 maart, na een week op Ninigo, nemen we afscheid van de vriendelijke en gastvrije bevolking van Longan, starten de motor en varen de 50 mijl naar het volgende atol met Hermit eiland in het midden. De wind is ongeveer kracht nul en recht op kop, dus zeilen kunnen we wel vergeten.

1 Mar 2011

From Helen reef to Ninigo atoll
On Sunday 20 February we say farewell to Helen reef and plot a course to Ninigo atoll in Papua New Guinea, a distance of 870 nautical miles. Our weather information is very limited, but the winds look all right (it turns out to be a wrong assumption). A stable north west monsoon has not been blowing this year yet, so we have to take advantage of every period without adverse winds. We start with light westerlies, too weak for sailing but fine for motoring. Slowly the wind increases and after two days we stop the engine and sail for a change. We have to sail a part of the way, despite the ten extra 25 litre jerry cans with diesel we stowed on deck, as it is still not enough to reach Kavieng using the motor continuously.
The wind steadily increases because, without us realising it, a small disturbance has deepened to a depression (a low). Although this depression is 5 or 6 degrees north of us, it influences the weather even at our latitude. 23 February we sail into a rain cloud with a lot of wind (up to 40 knots) and buckets of rain. When this shower does not stop within a few hours, we wonder what we are in for. We check the barometer and notice that the pressure has dropped significantly in the last 24 hours. We were sailing with two front sails, each held out with a pole with the wind on the stern. In the first "rain shower" we furled the sails as much as possible, but with the poles it was still too much sail area. During a lull in the wind, Joop removes the poles and secures them without much difficulty. Later on we notice that one of the sails has been damaged a bit. An hour later the storm is back and the waves are really growing bigger. The pattern for the coming three days is: a couple of hours storm and rain, followed by 1 to 2 hours of relative "calm" (only the wind diminishes, the waves remain big) and then another period of storm and rain, etc. etc. The boat handles it well, once the poles are removed. The waves are taken without getting too much water inside the cockpit, despite the fact that the boat carries a lot of extra weight. Our trusted old windvane steers us without fail in the right direction. The crew is up to the job and manages it well, despite the confused seas. Most of the wind is from the west south west and the biggest waves too (after 3 days these waves are 4 to 5 meters high and come from behind at an angle), but there is a good chop from SSW (hitting the boat broadside) and more waves from NW direction (straight from behind), while there must be a north east swell as well. All in all it feels like we are in a huge washing machine and need to hold on continuously.
We make good progress in the right direction with all these westerly winds. Three days in a row our daily average tops 120 miles. The one positive effect, beside the anxiety and discomfort. Life on board becomes very simple and primitive. One of us is inside in bed, while the other person keeps watch outside, wearing a rain jacket. No soft seat to sit on, no book or other pasttimes, that is all not possible. We eat muesli, crackers, rye bread and instant noodle soup. We drink water and skip brushing our teeth or washing ourselves. Only when the storm lessens somewhat can we wash ourselves and enjoy a macaroni meal. Finally, after 3 days, the low has moved away and the wind diminishes. Life aboard returns a bit to normal again, but the sea was not done with us yet.
Just as the boat has climbed one of the big waves from behind and is sliding down the back of it, heeling to starboard, a heavy breaking wave hits the boat on the starboard side. Joop, who is standing in the cockpit and sees it all happening is pushed aside by the force of the incoming wall of foaming water. This wave must have hit the full length of the Vaarwel, because all of a sudden the boat is pushed almost flat on the water (70 or 80 degrees inclination) on the port side. The positive effect of this wild movement is that most of the water, that rushed into the cockpit from starboard, rushes out of it again at port. Very little seawater flows into the cabin, we are lucky there.
The downside of this sudden movement is that a large part of the kitchen inventory starts flying and crashes into the navigation corner. Apart from making a big mess, these kitchen projectiles destroy the screen of our 12(!) year old navigation computer.
The Vaarwel, in the mean time, rights itself, is still on course and the windvane steers unperturbed on. Some of the contents of the cockpit lockers is slightly wet (easy to dry), but apart from the destruction of the computer screen the only other damage is three rips in the spray hood. Nothing Hanneke and her trusted Pfaff sewing machine cannot repair. The storm dissipates and within 12 hours the wind veers from west to east and has within a day enough force to produce "stop" waves for the Vaarwel. The last 150 miles we crawl to our target. We finally arrive on Tuesday 1 March after having done 870 miles in 9 days. A very exciting leg! (we would have preferred boring).
Van Helen rif naar Ninigo atol
Op zondag 20 februari nemen we met pijn in het hart afscheid van Helenrif en zetten koers naar Ninigo (Papua Nieuw Guinea), een atol 870 zeemijlen verderop. De weerinformatie is beperkt, maar het lijkt er redelijk uit te zien (een foute inschatting zo zal blijken). Een stabiele noordwest moesson wil dit jaar niet waaien en dus moet elke periode van geen-tegenwind aangegrepen worden. We beginnen met lichte winden uit westelijke richtingen. Te licht om te zeilen, maar motoren gaat voortvarend. Langzaam neemt de windkracht toe en twee dagen na vertrek kan de motor uit en zeilen we en dat moet ook, want we hebben niet genoeg diesel bij ons om Kavieng te halen zonder van de zeilen gebruik te maken. De afstand is te groot, zelfs met 10 extra jerrycans à 25 liter aan dek gestouwd.
De windkracht blijft toenemen, omdat, zonder dat wij het beseffen, een kleine storing zicht tot een depressie heeft ontwikkeld. Weliswaar bevindt de depressie zich 5 à 6 graden ten noorden van ons, maar de invloed op het weer om ons heen is groot. Op 23 februari varen we een bui in met veel wind (tot 40 knopen) en massa's regen en als na een paar uur de bui nog niet voorbij is en de golven toch wel wat hoog beginnen te worden, bekruipt ons het vermoeden dat er iets meer aan de hand is. Een blik op de barometer maakt ons niet vrolijker: de luchtdruk is in 24 uur tijd, zeker voor de tropen, stevig gedaald. We varen op dat moment met dubbele fokken, uitgeboomd, voor de wind weg. In de "bui" maken we de fokken zo klein mogelijk, maar met de bomen erin is het eigenlijk nog niet klein genoeg. Gelukkig blijken tropiese stromen niet kontinue te blazen en in de eerste luwte (we denken dan nog dat het het einde van de bui is) spoed Joop zich naar het voordek om de bomen te verwijderen. Dat lukt zonder problemen, maar uiteindelijk zal blijken dat één van de voorzeilen door geklapper toch al schade opgelopen heeft.
Na een uur is de storm weer terug en begint het opbouwen van de golven pas goed. Dit wordt het patroon voor de volgende drie dagen: een aantal uren storm en regen, gevolgd door 1 of 2 uur relatieve "rust" (alleen wat de wind betreft, de golven blijven natuurlijk hoog) en dan weer een onbekend aantal uren storm en regen, enz., enz. Met de bomen verwijderd gedraagt de boot zich goed. De golven worden over het algemeen, ondanks dat de Vaarwel zwaar beladen is, keurig genomen en onze ouwe, trouwe windvaan stuurt onverstoorbaar in de goede richting. De bemanning houdt zich ook goed en heeft alleen wat moeite met het ontwikkelde golfpatroon. Uit het WZW komt de meest wind en dus ook de grootste golven (na 3 dagen storm zo'n 4 à 5 meter hoog en schuin van achteren), maar er is ook een stevige golfslag uit het ZZW (dwars op de boot) en het NW (recht van achteren), terwijl ergens onder al die golven zich ook nog een NO deining moet bevinden. Kortom een formidabele wasmachine en we moeten onszelf voordurend goed vasthouden.
Met al die westenwind schieten we overigens wel goed op en in de goede richting. Drie dagen lang ligt ons daggemiddelde boven de 120 mijl. Behalve ongemak en spanning levert deze storm ook nog een positieve bijdrage aan de reis. Het leven aan boord wordt wel heel minimaal en primitief. Een van ons tweeën is binnen in bed, terwijl de ander buiten de wacht houdt, gehuld in regenkleding. Geen zacht zitje buiten, geen boekje of ander vertier, dat is allemaal niet mogelijk. Het eten bestaat uit muesli, crackers, roggebrood en instant noedelsoep. We drinken water. Wassen en tanden poetsen wordt enkele dagen overgeslagen. Pas als de storm wat afneemt kunnen we ons wassen en van een macaroni maaltijd genieten.
Na 3 dagen is het laag ons eindelijk gepasseerd en begint de wind wat te minderen en lijkt het leven aan boord weer wat normaler te worden. Het moment voor de zee om ons een laatste schop te geven. De Vaarwel heeft net een van de grote goven van achteren genomen en glijdt naar stuurboord overhellend het golfdal in als een zware breker (andere golf) aan de zijkant de boot treft. Joop staat toevallig overeind in de kuip, ziet het gebeuren en wordt door het binnenstromende water opzij geslagen. De golf moet de Vaarwel over de volledige lengte getroffen hebben, want abrupt slaat de boot aan bakboord bijna plat op het water (70 à 80% helling!). Het positieve van deze wilde beweging is wel dat het gros van het water dat aan stuurboord de kuip binnenspoelde er onmiddellijk aan bakboord weer uitspoelt. Daardoor komt er gelukkig verrassend weinig water de kajuit in. Minder positief is het feit dat een fors gedeelte van de keukeninventaris begint te vliegen en zich op de navigatiehoek stort. Behalve dat dit een hoop rommel veroorzaakt, vernietigen de projektielen ook het scherm van onze 12 (!) jaar oude navigatiecomputer. Na dit bijna plat slaan richt de boot zich keurig op, ligt nog steeds op koers en de Bouvaan windvaan stuurt onverstoorbaar verder. Een gedeelte van de inhoud van de kuipkasten is lichtelijk vochtig (gewoon even dweilen) en behalve het vernietigde komputerscherm is de enige schade die wij lijden een drietal scheuren in de buiskap, maar die kan Hanneke met haar trouwe Pfaff naaimachine keurig repareren.
De storm verdwijnt en binnen 12 uur draait de wind van west naar oost en heeft na een dag genoeg kracht om stopgolven te maken. De laatste 150 mijl kruipen we naar ons doel, maar op dinsdag 1 maart arriveren we dan toch na 870 mijl afgelegd te hebben in 9 dagen. Een enerverende etappe (we hadden liever een saaie tocht gehad).