From New Caledonia to New Zealand via Norfolk Island
Sunday 20 November until 1 December 2012
The departure from New Caledonia in the direction of New Zealand is a pleasant one. The sun is shining, the wind is not blowing from the wrong direction and there are no waves or swell to make life on board difficult. Exactly the weather that was predicted and we are surprised that the prediction is true. The surprise is short lived. Fortunately, the wind remains an easterly, but the wind speed should not exceed 15-20 knots, but it regularly exceeds 25 knots and the sea becomes unpleasant. Regularly we slide off a wave and get water in the gunwales and because we sail half wind we get a lot of spray in the cockpit. Nothing serious, but it is not really enjoyable. We decide that if things get worse we will turn around and go back. Fortunately it does not get any worse and so we muddle through. With this sea state, we can not point much higher as half wind, but that looks OK, because the bow points straight to Norfolk Island. Unfortunately we have a large side current, setting us to the southwest.
We probably end up east of Norfolk when we follow this course. Nothing we can do about that. We can only hope that the weather improves and changes. And, incredibly, one day later, our hopes are realized: the wind decreases and turns to the north. Our dependable wind vane steers the boat nicely towards Norfolk island. The sea remains a bit rough with cross-waves, but one gets used to that. The weather maps show a developing low pressure area near the Australian coast, so we decide to make a stop in Norfolk. If the weather forecast had been more optimistic, we would have sailed straight on to New Zealand, but such a low in Australia always moves towards New Zealand with all the bad weather (rain and wind) that it implies. Norfolk does not have any all-weather anchorages, but if you keep an eye on the wind and move in time, it does not have to be unpleasant nor dangerous.
When we get nearer to Norfolk we clearly notice that we have left the trade wind belt. The winds vary much more in direction and speed, and also very noticeable is the decreasing temperature. We do not need sweaters yet, but then we are not yet in New Zealand either!
Thursday, 24 November the wind disappears completely early in the morning and we start the engine. Norfolk island stretches along the horizon and it is only another 17 nautical miles to the anchorage. Having sailed the last 374 nautical miles, using the engine for those last few miles is not an issue.
The sail versus engine percentages in the past year have been a lot worse. We anchor in Sydney bay, the main bay of the island (Norfolk is small). The bay is surprisingly pleasant, something we had not expected in view of the prevailing winds of the last few days. There is a slight swell, but nothing to worry about and it has no deleterious effect on our sleep. In Norfolk, the weather can change rapidly, as we are going to experience ourselves.
We arrive with another sailboat (French) and Joop gets a lift to the shore to clear customs, while Hanneke remains on board.
Norfolk Island is Australian, but the attitude of the local customs is very different from the officials in the rest of Australia. The average Australian customs officer can best be described as a bastard (the women too), who try to make the life of a sailor as difficult as possible. Among the sailors circulate countless horror stories and quarantine officials are even worse. Not so on Norfolk. A sailor does not need to have a visa in advance and although they like it when you inform them that you might come, this is not obligatory. The customs people meet you at the pier and the few official papers are dealt with on the tailgate of the customs truck. The clearance is also given immediately, because the officer knows that the weather on and around his island can change so fast, that sailors could be forced to leave within one hour. One worry less, if all the paperwork is already in order. The whole procedure is free of charge and you can decide yourself, when you want to leave. We receive all kinds of information about the island including a sheet with the weather forecast for the next three days. What a service! Norfolk wins in our opinion the prize for the most pleasant immigration and quarantine handling. And as icing on the cake, everyone gets a lift to the center of the island to do some shopping and returned at the jetty an hour later. What a wonderful welcome. |
Van Nieuw Caledonië naar Nieuw Zeeland via Norfolk eiland
Zondag 20 november 2011 tot 1 december 2012
Het vertrek bij Nieuw Caledonië richting Nieuw Zeeland is plezierig te noemen. De zon schijnt, de wind waait niet uit de verkeerde hoek en geen golven of deining om het leven aan boord te veronaangenamen. Precies wat het weerbericht voorgeschreven had en het verbaast ons een beetje dat het weer zich er ook aan houdt. De verbazing duurt niet lang. Gelukkig blijft het uit het oosten blazen, maar de windkracht die niet boven de 15-20 knopen uit zou mogen komen, schiet door tot boven de 25 knopen en de zee wordt onaangenaam. Regelmatig donderen we van een golf af en scheppen we water in het gangboord en omdat we halve wind varen krijgen we fledders water in de kuip. Niets ernstigs, maar het is niet zo plezierig. We besluiten dat als het allemaal nog erger wordt we omkeren en teruggaan. Gelukkig wordt het dat niet en dus modderen we door. Gezien de toestand van de zee kunnen we niet veel beter varen als halve wind, maar dat lijkt voldoende, want de boeg wijst recht naar Norfolk eiland. Helaas hebben we een forse zijstroom, die ons naar het zuidwesten zet. De resulterende koers dreigt ons ten oosten van Norfolk te laten uitkomen. Niets aan te doen. We kunnen slechts hopen op een weersverbetering en –verandering. En, niet te geloven, een dag later komt onze hoop uit: de wind neemt af en draait verder naar het noorden, met als gevolg dat onze beste brave windvaan ons keurig richting Norfolk begint te sturen. De zee blijft voorlopig nog even lompig, met kruisgolven, maar daar is aan te wennen.
De weerkaarten laten een zich ontwikkelend laag zien bij de Australische kust en dus besluiten we definitief om bij Norfolk te stoppen. Als de weersverwachting optimisties geweest was, dan zouden we in één keer doorvaren naar Nieuw Zeeland, maar een dergelijk laag bij Australië drijft altijd richting Nieuw Zeeland met alle ellende (regen en wind) die daaraan vastzit. Norfolk heeft geen perfecte ankerbaaien, maar als je de windverachting in de gaten houdt en op tijd verhuist, hoeft het niet onaangenaam of gevaarlijk te zijn.
Als Norfolk dichterbij komt beginnen we duidelijk te merken dat we de passaatgordel aan het verlaten zijn. De wind wordt draaieriger en vlageriger en, zeer merkbaar, de temperatuur begint te dalen. We hebben nog geen truien nodig, maar we zijn ook nog niet in Nieuw Zeeland!
Donderdag 24 november valt de wind 's ochtends vroeg definitief weg en starten we de motor. Norfolk eiland vult dan al lang en breed de horizon en het is nog maar 17 zeemijlen tot aan de ankerplek. Na 374 zeemijl gezeild te hebben is het motoren van die laatste paar mijlen geen punt. De gemiddelde zeil/motor verhouding is het afgelopen jaar een stuk slechter geweest. We laten ons anker vallen in Sydney baai, de hoofdbaai van het eilandje (Norfolk is niet groot). De baai is verrassend kalm, iets dat we niet verwacht hadden met het oog op de heersende winden van de afgelopen dagen. Er loopt een lichte deining, maar niets verontrustends en het heeft ook geen funeste invloed op ons slapen. Bij Norfolk kan het echter snel veranderen en dat zullen we aan den lijve ondervinden.
We arriveren samen met een andere zeilboot (Frans) en Joop krijgt een lift naar de kant voor het inklaren, terwijl Hanneke aan boord blijft.
Norfolk eiland is Australisch, maar de houding van de lokale douane staat haaks op die van de beambten in de rest van Australië. De gemiddelde Australische douanebeambte kan het beste omschreven worden als een klootzak (ook de vrouwen), die het leven van een zeiler zo moeilijk mogelijk wil maken. Onder de zeilers doen legio gruwelverhalen de ronde en de quarantaine ambtenaren zijn nog erger. Zo niet op Norfolk. Een zeiler hoeft niet bij voorbaat een visum aangevraagd te hebben en ze vinden het fijn als je meldt dat je misschien komt, maar het is geen verplichting. De douane ontmoet je op de pier en de paar officiële papieren worden op de achterklep van de douane truck ingevuld. Het uitklaren wordt ook meteen geregeld, want de beambte beseft dat het weer op en rond zijn eiland zo snel kan veranderen, dat zeilers van het ene uur op het andere gedwongen kunnen worden om te vertrekken. En dan is het handig als de papieren al in orde zijn. De hele procedure is kosteloos en je mag zelf beslissen wanneer je wilt vertrekken. We krijgen allerlei informatie over het eiland overhandigd en daarbij is zelfs een velletje met het weerbericht voor de komende drie dagen. Wat een service! Norfolk wint wat ons betreft de hoofdprijs voor de meest schappelijke immigratie en quarantaine afhandeling. En als klap op de vuurpijl krijgt iedereen ook nog een lift naar het centrum van het eiland om wat boodschappen te doen en een uurtje later worden we weer teruggebracht. Norfolk kan niet meer stuk. |
Sydney Bay |
Sydney Bay |
Sydney Bay |
Two more boats anchor in the bay and rolling slightly we enjoy the environment and a whole night of undisturbed sleep. The next day all the sailors go ashore and together with another couple we rent a car for a day of sightseeing. As said, Norfolk is a spec of an island, but there is a lot to see. Everywhere along the coast there are spectacular views and it soon dawns on us why there are so few places where you can land safely.
|
Er ankeren nog twee boten in de baai en licht rollend genieten we van de omgeving en van een ongestoorde nachtrust. De volgende dag gaan alle zeilers naar de kant en samen met een ander stel huren we een auto voor de dag en scheuren het eilandje rond. Zoals gezegd, Norfolk is niet groot, maar er is een hoop te zien. Vooral langs de kust zijn er spektakulaire uitzichten en het wordt ons alras duidelijk, waarom er zo weinig plaatsen zijn waar je veilig aan land kan komen.
|
Anson Bay Anson baai |
Duncombe baai, with view of Cook point Duncombe baai, met zicht op Cook point |
Cook Point |
Many rocks and very few beaches. And if there is a beach, there is almost always heavy surf, making a landing a very wet activity.
|
Veel rotsen en heel weinig stranden. En als er dan een strand is, dan is er bijna altijd wel een stevige branding, die van een aanlanding een zeer natte bezigheid maakt.
|
Anson Bay Anson baai |
Even the two piers of the island (one bay in Sydney) cannot always be used, because of the wild seas. Both piers have a crane to lift the local fishing boats out of the water immediately after arrival.
|
Zelfs de twee pieren die het eiland rijk is (één ervan in Sydney baai), zijn vanwege de wilde zeeën, niet altijd bruikbaar. Beide pieren hebben een hijskraan om de lokale visbootjes direkt na het arriveren uit het water te hijsen.
|
Cascade Bay, the pier Cascade baai, de pier |
We are really pleased that fellow sailor Christian ferries us and others ashore and later back again to our yachts. Saves us the hassle of inflating the dinghy and all kinds of exciting maneuvers at the pier. Besides enjoying the views, we visit the Bounty museum. Many of the islanders are direct descendants from the mutineers of the Bounty. Originally, these people found refuge on Pitcairn Island (on the other side of the Pacific ocean), but that was soon too small (these mutineers bred like rabbits) and the Australian government gave the descendents a chance to move to the almost empty and larger Norfolk island.
By the end of the afternoon we discover what the effect of relatively small wind changes can be on this island. We pass Ball Bay (east side), where a German catamaran is bouncing up and down in the swell and we wonder why they do not move to Sydney bay. Why not becomes abundantly clear as we approach our bay: the same swell also rolls in and the four boats are rolling and pitching in the ground seas and jerking at their anchor chains. |
We zijn dan ook blij dat medezeiler Christian ons en anderen naar de kant brengt en later weer terug naar de boot. Geen opblazen van bijboot en geen spannende manoeuvres bij de pier. Behalve genieten van de natuur, bezoeken we het Bounty museum. Een groot gedeelte van de eilanders stammen direkt af van de muiters van de Bounty. Oorspronkelijk hadden die een schuilplaats gevonden op Pitcairn eiland (aan de andere kant van de Stille oceaan), maar dat was al gauw te klein (die muiters fokten zich suf) en de Australische overheid gaf de afstammelingen de kans om te verhuizen naar het zo goed als lege en grotere Norfolk.
Tegen het eind van de middag komen we er achter wat relatief kleine windveranderingen kunnen betekenen op dit eiland. We komen langs Ball baai (oost kant), waar een Duitse catamaran flink ligt te stuiteren op de binnenrollende deining en we begrijpen niet waarom ze niet verhuizen naar Sydney baai. Waarom net wordt snel duidelijk als we onze baai naderen: dezelfde deining rolt ook hier naar binnen en de vier zeilboten liggen in de grondzeeën te rukken aan hun ankerkettingen. |
Sydney Bay, steep ground swells Sydney baai, de grondzeeen zijn hoog |
Clearly time to leave. As fast as possible, while avoiding the worst of the breaking seas Christian ferries everyone back to their boat and we are glad that we were checked both in and out yesterday.
The Vaarwel is the closest to the shore and right behind us start the ground swells. Observing that is sufficient encouragement to anchor up quickly and leave. The boat is ready for sailing and within fifteen minutes we are underway together with the others, but where to? We have seen that the east bay is unsuitable, just as the north bay, where a big swell runs through it. Only Anse bay on the west coast is an option. We sail around the corner and after a few miles the swell diminishes, but surprisingly Anse bay is not very comfortable. A few locals, present on the pier, told us that just north of Anse bay, behind a small rocky point, the water is often a lot calmer. It seems unlikely that a few hundred meters and a tiny headland can make much difference, but it turns out they are right. A textbook example of local knowledge. This anchorage leaves something to be desired, because the bottom is mainly pebbles and rocks (poor holding) and we are anchored very close to the imposing cliffs.
|
Duidelijk tijd om te vertrekken. Op een holletje en zoveel mogelijk de brekers vermijdend brengt Christiaan iedereen terug naar hun boot en we zijn blij dat we gisteren in- en uitgeklaard zijn. De Vaarwel ligt het dichts onder de kant en vlak achter ons beginnen de grondzeeën te breken. Eén blik daarop is voldoende aanmoediging om snel anker op te gaan. De boot is nog steeds zeilklaar en binnen een kwartier zijn we onderweg, samen met de anderen, maar waarheen? We hebben gezien dat de oostbaai ongeschikt is, evenals de noordbaai, waar ook een stevige deining doorheen loopt. Anse baai dus, aan de westkust. We zeilen de hoek om en na een paar mijl begint de deining inderdaad te verminderen, maar verrassenderwijs is Anse baai niet erg komfortabel. Een paar lokalen, aanwezig op de pier, merkten op dat net na Anse baai, achter een klein rotspuntje de situatie vaak beter is. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een paar honderd meter en een miniem kaapje zoveel verschil kan maken, maar het blijkt te kloppen. Een schoolvoorbeeld van lokale kennis van zaken. Helemaal OK is de ankerplek niet, want de bodem lijkt voornamelijk uit keien en rotsen te bestaan (slechte houdkracht) en we liggen wel erg dicht onder de imposante kliffen.
|
Anson point, high cliffs behind Vaarwel Anson point, hoge kliffen achter de Vaarwel |
There is not much wind, nor is strong wind expected. We sleep reasonably well and early the next morning we set sail towards New Zealand. It is Saturday 26 November and there are no other ports en route. "Only" 550 nautical miles separate us from the beginning of the end of our 7.5 year journey. The beginning of the end, because after arriving at the northern tip of New Zealand we still have about 700 miles to sail before we reach our home in the Marlborough Sounds. The weather and the forecasted weather are pretty good. We are motor sailing in light winds more or less in the right direction and we have the engine going, because we need to maintain speed. After Tuesday, southerly winds are expected in New Zealand, thus it is important to get as far as possible before the wind change. Hanneke catches a tuna, delicious. Joop repairs the pump of the toilet, yuck, yuck. Fortunately, the sea is calm, otherwise the repair might have been much dirtier work or even impossible. In any case, the use of a bucket is avoided.
For three days we make an average of over 110 miles per day, partly due to current.
Then it is Tuesday and unfortunately for us the weather changes as predicted: there is a front bringing some drizzle and a wind shift to the south, but it is not very strong. In the evening the wind blows from the east and that is OK for us. The barometer is trending higher again and that should be a good sign (it indicates that we enter a high pressure area). On the weather maps we receive via the radio, there is a small dent in the isobars of this high precisely in the area where we are, northeast of the North Cape of New Zealand. We do not know whether that is significant. By Wednesday morning we experience first hand, those small innocent looking dents can have enormous influence on the weather. It's still dark when the wind increases to more than 25 knots, and before the end of the morning, we have an Easter storm with a constant wind speed of 30 to 35 knots and gusts to 40 knots. In no time we are confronted with steep high waves and it is impossible to stay on course toward Opua. This storm is also too much for our old, worn front sail: the cloth tears in places. Fortunately, the stitching holds the sail a bit together and we can still use a small section of the sail. With a third reef in the mainsail and the engine at low revs we battle on. But we cannot sail close enough to the wind, due to the very small front sail and the very rough sea. During the afternoon extrapolating our course would leave us stranded on the beach south of the northern tip of New Zealand. With the threat of running aground on a lee shore in sight of the harbor (Opua is less than 100 miles away from our position), we have to look at our options. We could sail back towards Norfolk, passing North Cape again and seek protection behind the west coast. However, the dangerous shoals that stretch far north of North Cape are also not very attractive, so we decide to persevere at the current heading. The headsail does not tear further and in the evening the wind veers slightly to the north. Just enough to enables us to head for Doubtless Bay, our alternative destination. In the end we get in quite easily. The night is eerily illuminated by runaway bush fires on the Karikari Peninsula. The storm does not help in fighting the fire. Close to the coast, the wind strength diminishes, and at dawn we enter the protected harbour of Mangonui. |
Er is echter niet veel wind en er wordt ook geen krachtige wind verwacht. We slapen dus relatief goed en de volgende ochtend vertrekken we vroeg richting Nieuw Zeeland. Het is zaterdag 26 november en er zijn verder geen alternatieve havens onderweg. Nog "maar"550 zeemijlen scheiden ons van het begin van het einde van onze 7,5 jaar lange reis. Het begin van het einde, want na het arriveren bij de noordpunt van Nieuw Zeeland moeten nog ongeveer 700 mijl verder varen voor we thuis zijn in de Marlborough Sounds. Het weer en de weersverwachting zijn behoorlijk goed. We motorzeilen met lichte wind redelijk in de juiste richting en de motor doet mee, omdat we snelheid moeten houden. Na dinsdag worden er zuidelijke winden verwacht bij Nieuw Zeeland en het is dus zaak om voor die tijd zo ver mogelijk te komen. Hanneke vangt een tonijntje, lekker en Joop repareert de pomp van het toilet, bah vies. Gelukkig is de zee kalm anders had de reparatie nog veel viezer kunnen zijn of onmogelijk om uit te voeren. In ieder geval is het gebruik van een emmer vermeden. Drie dagen lang maken we een gemiddelde van ruim 110 mijl per dag, geholpen door stroom mee.
Dan is het dinsdag en helaas begint de weersvoorspelling uit te komen: er komt een front over met wat miezerregen en de wind draait naar zuidelijke richtingen, maar wordt niet echt krachtig en 's avonds waait het uit het oosten en dat is goed genoeg voor ons. De gedaalde barometer loopt weer op en dat zou een goed teken moeten zijn (het geeft aan dat we een hoog invaren). Op de weerkaarten die we ontvangen is een klein deukje in de isobaren van dit hoog in het gebied waar we nu zijn, ten noordoosten van de noordkaap van Nieuw Zeeland, maar of dat iets te betekenen heeft weten we niet. In de loop van de woensdagochtend komen we erachter dat kleine onschuldig uitziende deukjes enorme invloed op het weer kunnen hebben. Het is nog donker als de wind begint toe te nemen tot boven de 25 knopen en voor het einde van de ochtend hebben we oosterstorm met een konstante wind van 30 tot 35 knopen en regelmatig uitschieters van 40 knopen. In korte tijd worden we gekonfronteerd met hoge steile golven en het blijkt onmogelijk om op koers te blijven richting Opua. Deze storm blijkt teveel voor ons oude, versleten voorzeil: het scheurt uit zijn lijken! Gelukkig houdt het stiksel het zeil nog een beetje bij elkaar en daardoor kunnen we een klein puntje ervan nog gebruiken. Met het derde rif in het grootzeil en de motor bij ploeteren we verder, maar door het gebrek aan voorzeil en de formidabele zeeën kunnen we niet scherp genoeg zeilen. Gedurende de middag dreigt onze koers ons zelfs op het strand ten zuiden van de noordpunt van Nieuw Zeeland te laten belanden. De dreiging van een dergelijk stranding aan lager wal in het zicht van de haven (Opua is minder dan 100 mijl van onze positie verwijderd), maakt het noodzakelijk om te overwegen om terug te varen richting Norfolk, de noordkaap weer te passeren en achter de westkust bescherming te zoeken. Echter, de gevaarlijke ondiepten die zich tot ver ten noorden van noordkaap uitstrekken zijn ook niet erg aantrekkelijk en dus besluiten we door te zetten. Het voorzeil scheurt niet verder en 's nachts draait de wind iets naar het noorden, waardoor we ons alternatieve doel, Doubtless Bay, uiteindelijk vrij ruim kunnen halen. De nacht wordt spookachtig verlicht door uit de hand gelopen bosbranden op het Karikari schiereiland. De stormwind helpt niet bij het bestrijden van het vuur. Onder de kust neemt de wind in kracht af en bij het eerste daglicht lopen we de beschermde haven van Mangonui binnen. |
River entrance at Mangonui De rivier bij Mangonui |
We made it, we are in New Zealand, but what a homecoming! We anchor in calm water and immediately go to sleep for three hours, before cleaning up the outside and inside of the boat. A lot of water leaked in on this trip.
|
We hebben het gehaald, we zijn in Nieuw Zeeland, maar wat een thuiskomst! We ankeren in heerlijk kalm water en slapen eerst drie uur, alvorens de natte boel buiten en ook binnen op te ruimen. Er blijkt flink wat gelekt te hebben.
|